Een huis van glas

Gedicht

“Nu het oudzeer bij het grofvuil staat,
traanresten door de gootsteen zijn gespoeld,
kasten vergane wroeging opgeruimd,
en ruimtevrees de laan uit is gestuurd,
ga ik mijn handen uit de mouwen steken,
laat frisse plannen wapperen in de wind.
Ik wil een huis van glas.
Mijn lichaam nestelt zich in nieuwe ruimte:
onbegrijpelijk lichter,
hartverwarmend vrijer,
grenzeloos geliefder,
mateloos meer mens.”

Uit: Hemelhuizen
(Kees Adolfsen, theatertekst)